Hij oogde neerslachtig. Bijna depressief.
Dat werd versterkt door wat hij vertelde. Over dat hij hoe langer hoe meer op een plant ging lijken. Op het werk, maar ook in zijn privéleven.
In gedachten zag ik zo’n mooie, goed verzorgde palm voor me met van die bruine hydrokorrels in een kantoortuin, maar ik denk dat hij meer doelde op een plant die ergens in een donker hoekje, half verlept en met dorre bladeren, snakte naar water en zonnestralen.
In de coachgesprekken hebben we gekeken naar wat hij nu echt wilde. En wat hij eigenlijk niet meer wilde. Dingen die hij ooit leuk vond, maar die hij nu vooral nog deed vanuit plichtsbesef. We hadden het over waar dat plichtsbesef vandaan kwam en of het hem nog diende. Keuzes werden gemaakt en ik leerde hem hoe hij nee kon zeggen zonder dat er een deuk in de relatie ontstond.
Zijn lach zag ik steeds vaker.
Mooi was het moment waarop hij tijdens een sportief evenement luisterde naar zijn lijf en durfde te stoppen daar waar hij niet meer verder wilde. Vroeger zou hij zijn doorgegaan tot in het extreme. Om zich te bewijzen en zich zeker niet te laten kennen. Maar er vervolgens de hele week last van had. Precies daar, durfde hij nu voor zichzelf te kiezen.
Net als een plant zag ik hem groeien. Maar op een plant lijkt hij zeker niet meer.
Sterker nog, onlangs ontving ik zijn cv. Ter review. Omdat hij nu voldoende vertrouwen voelt om nieuwe stappen te zetten. Om zijn wereld te vergroten en het oude vertrouwde achter zich te laten.
En terwijl ik mijn gieter pak om te voorkomen dat de planten in mijn vensterbank gaan verleppen, mijmer ik nog even verder hoe mooi mijn vak toch is.
Wat doe jij om ervoor te zorgen dat je geen plant wordt?